Lisette Thooft

“Nu hoef je alleen nog maar te voelen,” zeg ik tegen mijn cliënt op de massagetafel.
“Bewust voelen. Het lijkt misschien klein… beter voelen wat er allemaal te voelen is in je lichaam is een persoonlijke, intieme ervaring. Maar het is tegelijkertijd ook heel groot en bovenpersoonlijk en heilig. Volgens mij is dit het allerbelangrijkste werk dat we te doen hebben op Aarde, nu. Want contact maken met het gevoel in je lijf is Hemel en Aarde weer bij elkaar brengen. Hemel is bewustzijn, geest. En Aarde is voelen, lichaam.”

Zo zie ik dat. Rebalancers en alle andere lichaamswerkers die hetzelfde doel nastreven, en al onze cliënten die dapper genoeg zijn om de verbinding met zichzelf weer aan te gaan, de verbinding met het innerlijke kind, met oude pijn en met de essentie, doen het belangrijkste werk dat er is. Want alle wereldproblemen die we hebben, zijn terug te voeren op gebrek aan verbinding. Op vervreemding. Van onszelf, van ons gevoel, ons lichaam, vervreemding van onze pijn, vervreemding van onze natuur. Van de natuur. Van het leven zoals het werkelijk is.

Ik had mijn klantenkring al bij elkaar geschreven, zou je kunnen zeggen, toen ik rebalancer werd. Want ik had alles over mijn proces verteld in het boek Kom uit je hoofd, en ook in mijn volgende boeken kwam rebalancing ter sprake, en veel mensen die mij bellen of mailen beginnen dan ook met: “Ik heb je boek gelezen…”
Ze herkennen zichzelf in dat koppige wezentje ik was, opgesloten in mijn denken, afgesneden van mijn gevoel, vervreemd van mezelf. En ze willen ook die weg gaan naar zichzelf, naar meer echtheid, meer spontaniteit en levendigheid.

Ik ben een schrijvende rebalancer en ik ben ook een pratende rebalancer. In het begin van de opleiding dacht ik nog dat ik dat moest afleren, al dat gepraat, maar daar ben ik van genezen. De mensen die naar mij toe komen, houden van woorden, van taal, van de gedachten achter dit werk, van de ideeën, ja zelfs, zou je kunnen zeggen, van de theorie. Terwijl mijn handen contact maken met hun lichaam, maken mijn woorden contact met hun geest.

“Je hart is groot genoeg voor alle pijn,” zeg ik bijvoorbeeld. “Vroeger niet, toen je een kind was. Toen heb je spanningen en emotionele pijn, normale pijn van een normale jeugd, verdrongen uit je bewustzijn en opgeslagen in je lichaam, in bindweefsel en spieren. Het was het meest intelligente wat je doen kon om je hart vast te houden. Maar nu ben je volwassen en je hart is groot genoeg, diep genoeg, wijs genoeg en sterk genoeg om te breken. Groot genoeg voor alle pijn die in je lichaam verstopt zit, alle pijn in de hele wereld zelfs. Zet je hart open en laat de pijn erin. Hoe beter je de pijn in je hart kunt voelen, hoe beter je lijf kan ontspannen.”
Dan komen de tranen. Smeltwater.
“Ik masseer mensen,” zeg ik weleens om rebalancing uit te leggen, “en dan gaan ze huilen.” Wat natuurlijk lang niet altijd gebeurt. Maar iedereen begrijpt het meteen.

Toen ik voor het eerst op tafel lag bij Wilko Iedema – en ik had me nog zó voorgenomen om goed op te letten wat hij nou precies deed, maar ik kan het je nog steeds niet zeggen – barstte ik bij de eerste aanraking in tranen uit. Ik ben een van de velen die door Jan Bartelsman, de astroloog, naar een rebalancer werden gestuurd. Het duurde trouwens nog een jaar voor ik ging, want wat hij gezegd had, was: “Je moet jezelf professioneel laten aanraken.”
Dat vond ik angstaanjagend klinken. Hoezo aanraken, waar aanraken, wat gebeurt er dan? Daarom noem ik het ook masseren wat ik doe. Het is meer dan dat – maar dat merk je vanzelf als je ermee bezig gaat.
Je moet eraan toe zijn. Waarschijnlijk had ik dat jaar nog nodig, een jaar waarin ik Bartelsman’s andere tips opvolgde en reizen maakte met ayahuasca en andere psychedelica, en sessies stembevrijding deed.

Rebalancing ís ook angstaanjagend, bijna letterlijk. Ik weet nog dat ik voor de zevende sessie bij Wilko op de stoep stond en verwonderd dacht: nu heb ik nog stééds die droge keel en die knoop in mijn maag en die macaronibenen. Maar ineens begreep ik: dat is juist wat ik hier aan het leren ben. Net als de jongen in het sprookje van Grimm die uittrok om te leren griezelen, leerde ik in die sessies helemaal opnieuw om bang te mogen zijn.
En om boos te worden. En verdriet te voelen. Begeleid en ondersteund door de rebalancer, gehuld in de warmte, de bovenpersoonlijke liefde in dat veld van totale acceptatie.

We gaan naar de pijn toe, in rebalancing. Onze cultuur is pijn-fobisch, bang voor pijn, afkerig van lijden. Pijn moet direct verdoofd worden met pijnstillers, is het heersende idee, niemand hoeft meer pijn te lijden, sterker nog: niemand mág meer echte pijn voelen.
Maar pijn is existentieel. Je kunt niet zonder pijn, op Aarde: het doet pijn om op te groeien, het doet pijn om een gevoelig mens te zijn, het doet pijn om ziek te zijn, om gewond te raken, en het is smartelijk om te falen en te verliezen, en om afscheid te nemen.
Pijn hoort erbij: pijn is het goud van de innerlijke ontwikkeling. Pijn die er niet mag zijn, gaat in je lichaam zitten. Maar pijn die er wel mag zijn, verandert in liefde, in geduld, wijsheid, diepgang, kracht.

Daarom is dit het belangrijkste werk dat we te doen hebben op dit moment in de wereld. Het is het werk dat gedaan moet worden om de vervreemding op te heffen, de verbinding met onszelf en de natuur te herstellen en een nieuwe wereld te creëren.
Het begint met voelen. Voelen in je lijf, alles voelen wat er te voelen valt.

Lisette Thooft, Rotterdam